Gedachtenloos fietste ik van mijn kantoor naar huis. Dit maal fietste ik door de wijk Geuzenveld-Slotermeer. Het was een zonnige dag. Een aantal jongvolwassenen vermaakte zich door een pitbull in een oude fietsband te laten bijten die op zijn beurt aan een dikke tak van een boom was gehangen. Het beest hing aan zijn kaken en zijn gespierde lijf veerde op en neer elke keer dat het lijf werd geduwd door één van de jongvolwassenen. Verderop stegen de blauwe rookpluimen op van net aangestoken gezinsbarbeques.
Ik sloeg linksaf en wilde mijn ijzeren ros richting Sloterdijk voortstuwen middels een stevige aanzet van de krakende pedalen, toen ik genoodzaakt werd de aanzet van deze pedalen om te zetten in haar contravariant. Ik kwam tot stilstand. Ik keek naar beneden en de fietspadversperring bleek te bestaan uit een vierjarige kleuter van afrikaanse komaf met bijbehorende driewieler. Vol argwaan inspecteerde ze mijn uiterlijk. Een koude rilling vloog over mijn ruggegraat.
"Jij bent zeker Joyce zijn moeder, toch?"
De vraag maakte veel bij mij los. Wie is Joyce? Wie is haar moeder? Joyce klinkt als een meisje, maar aan Joyce word gerefereerd als mannelijk, hoe kan dat nou? Zou ik op het eerste gezicht op een moeder kunnen lijken en waardoor denkt het kind dat als ik er één was ik uberhaupt mijn kind Joyce zou willen noemen als het een meisje zou zijn, om nog niet te spreken over de situatie dat het een jongen zou betreffen? Wat is de onderlinge relatie tussen Joyce en de vierjarige Afrokleuter, die mijn wens tot een spoedige tocht huiswaarts niet respecteert? Waarom laat men mij gewoon niet met rust?
Het kind wilde antwoord.
"Ik denk van niet," antwoordde ik haar en mezelf.
Ze bespeurde mijn gezicht op eventuele symptomen van een leugen. Na acceptatie van mijn antwoorde maakte ze de weg vrij.
Opgelucht fietste ik verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten